Vroeger was het duidelijk wat werk was. In de middeleeuwen bijvoorbeeld maakte je van een stuk hout een meubel en voor die arbeid vroeg je dan een vergoeding. Vaak werden die meubels in opdracht gemaakt. Maar het gebeurde ook wel dat er een voorraad gemaakt werd. Die werden dan te koop aangeboden. Dan kon je spreken van een voorloper van een winkel. Je kon ook een dienst verlenen, bijvoorbeeld dienstmeisje. Voor je diensten kreeg je dan betaald. Dat kon je ook werk noemen. Over het algemeen kon je zeggen dat je betaald werd voor enige arbeid die je verricht had.
Er waren ook veel mensen die niet werkten. Althans, dat werd toen niet zo gezien. Een edelman had vaak veel grond en hij was dus een grootgrondbezitter. Hij had weliswaar weer iemand in dienst die dat voor hem beheerde, maar af en toe moest hij toch controleren of die zijn werk goed deed.
Er is best wat voor te zeggen om andere inspanningen ook als "werk" te betitelen. Iemand van enige stand moest doen aan liefdadigheid en zorgen dat hij zijn netwerk onderhield. Daar ging veel tijd in zitten.
Tegenwoordig bestaan er allerlei functies waar voor betaald wordt. Dat kan van alles zijn. Naast het betaalde werk is er tegenwoordig ook veel vrijwilligerswerk. De grens tussen werk wat je dient te betalen en werk wat mensen voor onkostenvergoeding of voor niks doen is steeds vager geworden. Denk bijvoorbeeld maar eens aan mantelzorg.
Het wordt tijd om eens wat nader in te zoomen op dat wat werk is en wat geen werk is. Toen ik nog bij het UWV kwam had ik vaak het idee dat ík de werkgever was en de UWV-ambtenaar de werknemer. Ik had het idee dat ik hún werk bezorgde. Ik werd namelijk verplicht om allerlei cursussen te volgen die zij dan organiseerden. Het is wel een beetje cynisch wellicht, maar ik denk dat veel werk bestaat doordat er door de overheid vraag naar wordt gecreeërd. Neem bijvoorbeeld die sollicitatiecursussen. Het kan natuurlijk best dat voor de individuele werkeloze de kans op werk vergroot werd, maar in totaal maakte dat natuurlijk niks uit. Het was niet zo dat meer mensen een baan kregen door die sollicitatiecursussen. Hooguit ándere mensen.
Neem bijvoorbeeld de huisvrouwen. Je kunt best verdedigen dat die werken. Ze voeden hun kinderen en kleden die. Dat is toch nuttig? Zet daar tegenover dat veel mensen hun eigen werk niet echt nuttig vinden! Misschien wordt het eens tijd om de klassieke opvattingen los te laten en werk meer te gaan definiëren als iets wat op een of andere manier een bijdrage aan de samenleving levert. Dan vallen huisvrouwen daar ook onder. Maar ook allerlei ander vrijwilligerswerk. De volgende stap is dan dat je de zaak omdraait: omdat het dan heel moeilijk wordt om te bepalen wat nuttig is voor de samenleving geven we ieder mens een startkapitaal. Dat mag hij of zij dan naar eigen goeddunken besteden. Immers iets kopen is toch ook in zekere zin een nuttige daad? Dit zou je dan een basisinkomen kunnen noemen. Maar wat volgens mij veel belangrijker is, is het psychologisch effect: veel meer mensen zullen het idee krijgen dat ze er toe doen. Dat ze er mogen zijn en dat ze mee mogen doen. Ik denk dat dat onbetaalbaar is.
de filosoof